Baasrode

Locatiekaart

Breedtegraad 51.036662092648385
Lengtegraad 4.166053831560723
 
Besloten in
 
Locatie bevat
Sint-Ursmaruskerk

Verhaal

Geschiedenis
Baasrode ontpopte zich in de 15e eeuw meer en meer tot een belangrijke los- en laadplaats aan de Schelde. Het hinterland van de haven strekte zich uit over de Denderstreek en West-Brabant tot en met Frans-Vlaanderen. De scheepvaart was hoofdzakelijk gericht op Antwerpen en Mechelen. Reeds in de veertiende eeuw werden stapelactiviteiten teruggevonden, maar de haven zou vooral in de vijftiende eeuw uitgroeien tot een bloeiend handelscentrum, gelijklopend met de snelle ontwikkeling van wereldstad Antwerpen. Baasroodse schippers voerden met hun koggen en heuden toen op vrijwel alle havens van Vlaanderen en Brabant. Het inwonersaantal nam gevoelig toe en de dorpskom werd sterk uitgebreid en verfraaid, onder andere met dankzij de bouw van het Hof van Peene. Zelfs hertog Filips de Goede bracht in 1465 een bezoek aan het dorp. Ondertussen werd ook een rechtstreeks passagiersveer op Antwerpen ingesteld, dat later zou uitgroeien tot het belangrijkste van de Zuidelijke Nederlanden.

Tegen 1540 was een groot deel van de handel richting Antwerpen van de nabije stad Dendermonde verplaatst naar Baasrode en bleken grote aantallen poorters dezelfde stap te hebben gemaakt. De stad voelde zich economisch gekrenkt en diende met succes een klacht in. Ze verkreeg een eeuwigdurend privilege dat de handel in een groot aantal goederen in de stad centraliseerde. Een nieuwe klap volgde in 1561, wanneer het zeekanaal Brussel-Schelde werd geopend, waardoor zowat geheel West-Brabant (inclusief Brussel) uit het hinterland van de haven werd gelicht. Een aantal overstromingen en brandrampen – die naast de haven ook de scheepswerven en houtzagerijen in de as legden – deden de economische situatie geen goed. In 1567 kreeg de kerk te lijden van de beeldenstorm door een vloot protestantse vluchtelingen. De genadeklap kwam bij het krieken van de dag op 15 augustus 1579, wanneer de versterkte dorpskom tijdens de Slag om Baasrode werd veroverd en vernietigd, in een mislukte maar bijzonder bloedige poging door Spaanse troepen om rebellenleider Willem van Oranje te pakken te krijgen. Alle gebouwen, waaronder de kerk en het Hof van Peene, werden in brand gestoken. Het grootste deel van de bevolking wist deze woelige jaren niet te overleven of was weggetrokken. In 1590 woonden slechts 47 gezinnen meer in de gemeente.

In de eerste helft van de zeventiende eeuw kwam de haven opnieuw tot grote bloei. De handel draaide op volle toeren en vooral de passagiersvaart op Antwerpen beleefde met een vloot van zes zwaarbewapende konvooischepen hoogdagen. Het inwonersaantal nam met rasse schreden toe en verschillende scheepswerven specialiseerden zich in de productie van binnenschepen. Deze nieuwe bloeiperiode werd vanaf het midden van de zeventiende eeuw beknot door een resem oorlogen die zorgden voor de ineenstorting van handel en scheepvaart. Tegen het einde van de eeuw was de goederenhandel slechts een schim van weleer en niet veel later werd ook het eeuwenoude passagiersveer op Antwerpen afgeschaft. De economische motor van de gemeente werd voortaan gevormd door de talrijke scheepswerven, die aan een groot deel van de bevolking arbeid verschaften. Al snel werd Baasrode een van de belangrijkste scheepbouwcentra van de Zuidelijke Nederlanden. Eerst lag de nadruk op binnenschepen voor Schelde- en Dendervaart, maar gaandeweg werden ook kustvaarders en haringvissersboten vervaardigd. Rond 1780 volgde de eerste driemaster, een fregat.

Tijdens de Franse en Hollandse periode werd de Schelde opengesteld en konden de Baasroodse schippers opnieuw onbelemmerd het ruime sop kiezen. Dankzij de vele contacten met Nederland werden de kiemen gelegd van een aanzienlijke handel in paling en mosselen, wat ertoe zou leiden dat Baasrode omstreeks 1900 maar liefst 14 palingbotters bezat. De scheepswerven leverden zowel binnenschepen als koopvaardijschepen af en Baasrode werd een van de weinige binnenhavens met een zeegaande handelsvloot. De onafhankelijkheid van België vormde aanvankelijk een gevoelige klap voor de Baasroodse handel, maar al snel herpakte de gemeente zich. Zeer veel inwoners richtten zich op een carrière als binnenschipper. Tot de jaren 1860 werden nog talrijke grote koopvaardijschepen gebouwd en hersteld op de scheepswerven, waarna men zich opnieuw specialiseerde in kleinere houten binnenschepen. Vanaf de jaren 1890 werd met succes overgeschakeld op metaalbouw. Vanaf het einde van de negentiende eeuw werd Baasrode op korte tijd herschapen in een industriële gemeente. Als keerzijde van de medaille geraakte de Schelde zodanig vervuild, dat de vishandel tegen ca. 1920 quasi volledig ten onder ging.

Willem van Oranje
Toen de koningsgezinden een bericht onderschepten waaruit bleek dat Willem van Oranje tijdens een doorreis zou overnachten in het havendorp en mogelijk aanstalten maakte om richting Dendermonde te trekken, besloot de graaf van Egmont Filips van Egmont met een kleine legermacht Baasrode aan te vallen.

Op het moment dat de koningsgezinden daadwerkelijk Baasrode naderden, bleken de verdedigers en de door hun opgeworpen verdediging niet opgewassen tegen de numeriek superieure Spaanse troepen. Verwachte versterkingen bleven uit en Baasrode werd na een twee uur durende strijd veroverd.

Willem van Oranje wist ternauwernood aan gevangenneming door Spaanse troepen te ontkomen. Hij vluchtte naar zijn maritieme escorte, die aan de haven voor anker lag.

Toen de volledige verdedigingslinie door de koningsgezinden onder de voet was gelopen, werd de gehele dorpskern (inclusief de Sint-Ursmaruskerk) door Malcontenten in brand gestoken.

 

 

bron wikipedia