Buiten Gasthuis, Amsterdam

Locatiekaart

Breedtegraad 52.364560
Lengtegraad 4.872417
 
Besloten in
Amsterdam
 
Locatie bevat

Verhaal

Pesthuis

In 1582, enkele jaren na de Alteratie, gingen een aantal gasthuizen in Amsterdam samen en vormden het Sint Pietersgasthuis. In 1635 werd een tweede gasthuis buiten de stadspoorten gebouwd als pesthuis. Dit pesthuis bevond zich aan het einde van de huidige Tweede Constantijn Huygensstraat, ongeveer op de plek waar tegenwoordig het Huygenscollege gevestigd is. Dit gasthuis werd het Buitengasthuis genoemd, en het Sint Pietersgasthuis werd hierna Binnengasthuis genoemd. Pestlijders (maar ook andere besmettelijk zieken, geestelijk zieken en andere ongewensten) werden met de "pestschuit" via de Pestsloot, die op de plaats van de huidige Bosboom Toussaintstraat lag, van het Binnengasthuis naar het Buitengasthuis vervoerd.

Het pesthuis was een vierkant gebouw omringd door een gracht, met een binnenplaats die werd doorsneden door een gracht, zodat de zieken makkelijk per schuit aangevoerd konden worden. Er waren vier afdelingen: een afdeling voor mannen, een afdeling voor vrouwen, een "langehuys" (dat als dependance van de mannenafdeling dienstdeed) en het "gezondthuys" waarin vrouwen die weer beter waren konden aansterken. Ook een dolhuis, een apotheek en vertrekken voor de regenten en het personeel maakten deel uit van het complex.

De brug over de Overtoom naar het pesthuis werd de Pestbrug of Latjesbrug genoemd. Omdat ook geestelijk zieken en andere "krankzinnigen" naar het pesthuis werden gestuurd, ontstond in Amsterdam de uitdrukking "Jij moet over de Latjesbrug". De brug, die over de Overtoomse Vaart bij de Tweede Constantijn Huygensstraat lag, verdween bij de demping van de Overtoom in 1904.

Nieuw Buitengasthuis

Het oorspronkelijke pesthuis brandde in 1732 af en werd vervangen door een nieuw gebouw. De pestepidemieën waren eind 17e eeuw uitgewoed, maar het Buitengasthuis bleef bestaan als ziekenhuis voor de allerarmsten van de stad. Hier werden ongeneeslijk zieken, geestelijk zieken en lijders aan besmettelijke ziekten naartoe gestuurd.

Met de verpleging en medische behandeling was het zeer slecht gesteld. De Oostenrijkse arts Joseph Speilt, die het Binnen- en Buitengasthuis in 1852 bezocht, schreef in zijn verslag aan het Koninklijke en Keizerlijke Artsengezelschap in Wenen: "Hoe moeten we deze twee verpleeginrichtingen beschrijven, die op geen enkele wijze die naam verdienen? Als wij bijzonderheden opsommen, blijkt als vanzelf dat ze het tegendeel zijn van wat ziekenhuizen behoren te zijn. (...) Op iedere buitenstaander maakt deze plek een hoogst onaangename indruk. Op zeshonderd zieken zijn er slechts twee artsen." Het verplegend personeel noemde hij een afschrikwekkend voorbeeld van ruwheid, traagheid en smerigheid.

Het verplegend personeel stond er bekend om dat ze de medicijnen bij opbod verkochten aan de patiënten, en dure medicijnen zoals morfine achteroverdrukten. Het personeel at het voedsel voor de patiënten zelf op, en er was sprake van drankmisbruik en mishandeling.

bron: Wikipedia