Familie Vermeulen Bosch Broks Habraken

Den 25 Augusti 1739 heeft Harmanus Meijer de wedr verklaart
geen middelen te    Anna Jooste Stip Fransepat 11 dito 4
hebben om zijne kinderen iets voor moeders erff te konnen bewijzen
t welck Cornelis Joosten Stip de oom maternel getuijgde
waarheidt te zijn.

Compareerden als vooren Harmanus Meijer, van Koldam wedr
Anna Joosten Stip op de Lindeg: & Geertruij
Bellemans, van Am oud 34 jare op t Rokkin
ouders doot geass met haar motje Johanna Roeters.
in de kantlijn:
hij weeskamer
voldaan den
25 Augusto
1739

Den 12 may 1744 Geertruij Bellemans Lindergracht 3 maart 5
heeft Harmen Meijer
de wedr verklaart geen middelen te hebben om zijn kind bij den overledene
geprocreeert iets voor moeders erff te konnen bewijzen t welck Gerret van
Weersel de aangehuwde oudoom maternel getuijgde waarheid te zijn pres
de Heeren Mr N Witsen en Mr B van Collen Weesm.

Compareerden als vooren Hermanus Meijer van Coldam
laast wedr Geertruij Bellemans op de Lindegragt
& Grietje Dirkse van Am oud 28 jaare woond
als voorn ouders doot geass door haer motje
Jannetje Roeters.
in de kantlijn:
hij weeskamer
voldaen den 12
meij 1744

zie Media

Verklaring van de nabestaanden van Joost Meijer, gedeserteerd uit dienst van de VOC.

Hendrina Abbenhuijsen huijsvrouw van Hendrik
Eijssing wonende op de Nieuwendijk op de hoek
van de Nieuwe Zijdsarmsteeg en Christina Lont
huijsvrouw van Uupke Sjebbes de Vries woonagtig
in de Goudblomstraat tusschen de twede en derde
dwarsstraat alhier, en hebben sij comparenten
die van genoegsamen ouderdom sijn, getuigt en
verklaerd ten requisitie en ten behoeve van
Marritje Meijer, huijsvrouw van Hendrik
van Greuningen van Trijntje Meijer, huijsvrouw
van Jan Dirkse en van Christiaan Meijer volle
susters en broedr van wijlen Joost Meijer mits
gaderesten requisistie van Grietje Dirks wede
van Harmanus Meijer, moeder en ten desen
het regt waerneemende van hare drie minder:
jarige kinderen Elisabeth, Johanna en Harma:
nus Meijer halve susters en broeder van ´s vaders
zijde van de voornoemde Joost Meijer.

Dat sij getuigen, wel kennen de requisanten
en den selven familie, glijk sij ook wel gekend
hebben denselven volle en halve broeders respec
tive de voornoemde Joost Meijer die in jaer
1748 met schip Oude Carspel voor jong matroos
van hier is uijtgevaren na Oostindien, en soo
sij getuijgen gehoord hebben den 5 aug 1756 uijt
gemelden dienst is gedeserteerd en welte weten
dat den selven Joost Meijer ... jongman was
en ongetrout toen hij de voornoemde rijse
na Oostindien ondernam, dat al voor
den voorn 5 aug 1756 beijde sijne ouders waren
overleeden, en dat thans geene andere broeders
off susters heele nog halve nog affkomelingen
van overleedene heele off halve broeders off
susters van hem in leven sijn als de voornaemde
Marritje, Trijntje en Christiaan Meijer sijnde
sijn volle susters en broeder en de voormelde
minderjarige Elisabeth, Johanna en Harmanus
Meijer, sijnde sijn halve susters en broeder door
sijn vader wijlen Harmanus Meijer bij de requi
sante Grietje Dirks in een ander huwelijk
verwekt.

Gevende sij getuijgen voor redenen van wetenschap
dat sij met de requisitante Grietje Dirks en haer
man wijlen Harmanus Meijer
verscheijde jaren in een buurt hebben gewoond
en also hun en voornoemde Joost Meijer
en deselven familie wel kennen en gekend hebben,
en voorts als in den sept beneijd wijnde haar
gedeposeerde met solennele en de te bevestige
aldus geapsserd binnen Amsterdam ten
prestentie van Hendrik de Haas en Jan Smit de jonge als
getuijgen.